In 1979 zat Gijs in dienst en wilde niet naar Duisland want wat moet je dáár nou eigenlijk als de wereld voor je open ligt en je kunt kiezen voor het avontuur in Libanon?
Dat was in de tijd dat "Blauwhelmen nog ergens voor stónden".
Dus na wat extra oefenen vertrok hij, slecht voorbereid, in november 1979 naar Libanon.
Aankomst 's middags in Beiroet en rond 23.00 gedropt in de vérste Dutchbat Post, Post 7-6 in Shihin vlakbij de Israëlische grens. In het pikkedonker, geen oriëntatie, húp helm op, wapen in je hand met daarbij de instructie "pas na uitdrukkelijke toestemming gebruiken!"
En dan de vuurdoop door de Israëliërs...
Het was hun taak om in een pantserwagen vóór de Israëliërs - die elke nacht de grens over kwamen om Palestijnse posten te gaan beschieten - uit te rijden en als "welkom" flink wat kogels over hun hoofd te krijgen.... Aan het eind van de weg moesten ze de Israëliërs tegenhouden maar die klommen uit hun voertuigen en liepen gewoon om de versperring heen en gingen te voet verder.
"Die eerste avond waren we écht bang maar daarna werd het zó'n sleur dat we bij gebrek aan actie maar gingen intimideren.... We zaten in het gebied van de bekende Israëlisch-gezinde Majoor Haddat. Die gingen we wat pesten door de zoeklichten van onze pantserwagen op volle sterkte op hun post te richten waarop zij ze vervolgens probeerden uit te schieten wat niet lukte. De volgende dag kregen we het verzoek om de pantserwagen te verzetten!
Onze taak bestond uit het doorgeven van alle waargenomen verplaatsingen van voertuigen of personeel aan het Hoofdkwartier van Dutchbat.
Behalve Nederlandse Blauwhelmen waren er Noren voor de verzorging en een groep met énorme kerels uit Fiji, die nogal laf en trigger happy waren.
We waren een héle hechte groep, hadden veel steun aan elkaar en ook best plezier in de 'avonturen' die we samen beleefden. Wij zaten op de hoogste post, in de bergen, en hadden een tóp kok! Onze ouders kochten de levensmiddelen die we bij hen 'bestelden' en via defensie kregen we die per luchtpost toegestuurd zodat onze kok er weer héérlijke maaltijden uit te voorschijn toverde. Iedereen wist er van en zij die langskwamen, fouriers, de waterwagen en wie maar kon, aten graag een hapje mee!
Na nachtelijke Israëlische acties moesten wij 's ochtends de weg inspecteren en vond ik een munitietrommel met op de klep een wit kruis geschilderd. We mochten niéts op pakken en gingen het dus melden waarop een kapitein met chauffeur meekwam om het te inspecteren.
Intussen was de herdersjongen van zo'n jaar of 15, - die elke ochtend met zijn kudde geiten voorbij kwam - langsgekomen en had het ding de kant in gegooid.
"O, zeker gereedschap" zegt de kapitein terwijl hij de trommel schudt. Ik stond met mijn camera in de aanslag en heb de foto nog waarop een lichtelijk verbleekte kapitein te zien is toen bleek dat de trommel vól met granaten zat.....
Er was een Luitenant-Kolonel Aalmoezenier, een Commando, een bíkkel van een vent die bij zijn afscheid lopend alle posten (6 in de bergen, zo'n 8 in het dal) langs ging om afscheid te nemen. Bij onze post gekomen kwamen er nét Israëliërs aan en puur als reactie probeerde hij mijn mitrailleur uit m'n handen te rukken. Ik heb hem fysiek moeten tegenhouden. De man had géén idee wat er ging gebeuren.
Met de bevolking konden we het eigenlijk goed vinden al keken zij natuurlijk wel op van alle verschillen tussen hen en ons en probeerden ze natuurlijk voordeel te halen uit ons verblijf daar. Wij kochten ons brood bij hen en wisselden dingen uit. Het verliep alles vrij rustig.
Ze vonden het alleen minder geslaagd als wij om de verveling te doden, stoere spelletjes gingen spelen, dopjes van flesjes schieten etc.
Zo schoten we, niet lang voor ons vertrek daar een keer een lichtkogel af waarop een boer kwam melden dat de kogel een brand had veroorzaakt in zijn veld en de hele oogst was vernield. (dit was niet waar) Hij wilde geld zien waar wij niet aan toegaven en kwam de volgende dag terug, vergezeld van een officier en 2 soldaten van Haddat om schadevergoeding te eisen.
Wij lieten hen de wapens bij de slagboom inleveren en nét op dat moment kwam er een Israëlische patrouille langs waar wij als een speer met onze tank moesten begeleiden en en passant de ingeleverde wapens verkreukelden.
Nou ja, er verscheen een héél peloton dat ons als het ware vasthield en een gesprek met de Dutchbat Commandant eiste. Die stuurde de volgende dag 2 MP's om een verslag te maken.
Wij konden hen vanuit onze post al lang te voren zien aan komen en hadden berekend wanneer we hen o.g. zouden spotten. Dat werd echter heel wat later, ze hadden wapens en motoren moeten inleveren en kwamen te voet.
Uiteindelijk werd er niet aan de eis voldaan en dreigde Haddat "ons weg te zullen schieten".
Hij maakte zijn bedreiging waar. De nieuwe groep heeft het na ons vertrek nog 2 weken volgehouden, werd weg gepest. Daarna werd de post opgeheven.
Ik kijk met een goed gevoel terug. Natuurlijk heb ik af en toe flink in de rats gezeten, maar achteraf was het best avontuurlijk. Bij mijn thuiskomst (in mei 1980) heb ik nooit negatieve reacties gekregen en ik had gewéldige vrienden bij wie ik al mijn ervaringen kwijt kon. Wij werden destijds ook niet door de pers op de huid gezeten zoals tegenwoordig gebeurt.
We hadden dit jaar gepland met de groep bij elkaar te komen ter gelegenheid van deze Veteranen Dag maar dat zullen we later weer oppakken. Momenteel gelden andere prioriteiten."
Gijs, hartelijk dank voor het fijne gesprek, jouw tijd en de ervaringen die je met ons hebt gedeeld!
(geschreven door Maria Kolkmann)