Wat is dat nu, zult u denken, mijngangen in ons mooie park? Jazeker en heel veel ook. Maar niet onder de grond. De mijnen waar ik het over heb zijn te vinden in bladeren van allerlei planten.
Vele insecten zetten hun eitjes af op de bladeren van planten. De uitgekomen larven beginnen daarvan te eten en groeien zo uiteindelijk uit tot een volwassen insect. Zo’n larve op het blad is uiteraard kwetsbaar. Het is een makkelijke prooi voor bv vogels, roofvliegen en sluipwespen die dol zijn op deze eiwitrijke hapjes. Geholpen door de evolutie heeft een aantal slimmeriken daar iets op bedacht. De larven van die slimmeriken vreten zich, zodra ze uit hun eitje kruipen, terstond een weg naar binnen. Soms helpt moeder-insect al een handje door het eitje met haar legboor niet op maar in het blad te brengen. Het hongerige larfje vreet heuse gangetjes en soms zelfs hele kamers uit het blad. Maar ze let er zorgvuldig op dat ze de buitenste lagen intact blijven. Zo blijft ze beschermt tegen de gevaarlijke buitenwereld.
Deze zogenaamde mineerders zijn kieskeurig, de een heeft de voorkeur voor zurig, de andere voor braam of voor de zomereik. Op basis van de soort plant en de vorm van de mijn, lukt het vaak om met zekerheid vast te stellen om welke soort het gaat. Soms is de larve al verpopt in haar mijn en lukt het om thuis de pop uit te kweken. Dan kan uiteraard met nog grotere zekerheid worden vastgesteld om welk insect het gaat.
Vooral nu zien we in ons park overal mijnen in bladeren. De meesten veroorzaakt door motten en enkele door vliegen en bladwespen. Ik heb tot nu mijnen van 25 verschillende soorten aangetroffen waaronder soorten met de welluidende namen goudbandmineermot, meidoornooglapmot en wilgenslakkenspoormot.